The sky isn't the limit !

Je hebt je vergunning en je station is operationeel - wat nu ? Radioamateurisme is een hobby met vele facetten: je kan je toeleggen op de technische aspecten van radioelektronica, antennebouw of propagatie, je kan je operationele vaardigheden aanscherpen en je verdiepen in diverse specifieke modes of je toespitsen op de sociale aspecten: vrienden maken in de ether of de vereniging.

Technische interesses ?

Op de pagina over 'low power radio' staan een aantal sporen als je je verder wil verdiepen in de technische aspecten.
Het ligt voor de hand - zeker als je voordien nooit met HF-techniek bent bezig geweest - om te beginnen met eenvoudige zelfbouwprojectjes op HF. Kijk daarvoor eens op de zelfbouwpagina voor meer info.
Maar het hoeft daar niet beperkt toe te blijven: je kan ook vernieuwende experimenten doen op UHF en SHF-gebied, of proberen een station voor Earth-Moon-Earth verbindingen te bouwen met een supergevoelige ontvanger en een beest van een PA... Daarbij moeten de beide radiosignalen immers tegen het maanoppervlak reflecteren, dat is heen-en-terug een pad van meer dan 700.000 km ! Zo'n station koop je niet in de hamshop op de hoek: dat moet je grotendeels zelf bouwen.

Een ander domein waar je je technisch in kan uitleven en waar je grenzen kan verleggen zijn de hoogste frequenties of microwaves. Daar is het echt een uitdaging om in die frequentiebanden verbindingen te realiseren. Er worden dan ook heel bijzondere technieken gebruikt. Op de website van Hans 0N4CDU kan je zien hoe die met een paar vrienden een van de beste - mobiele! - microwavestations van Europa heeft uitgebouwd.
Ook diegenen die verbindingen via amateursatellieten willen maken - zullen hun station grotendeels zelf moeten bouwen, zij het dat dat technisch iets minder complex is. Bekijk op Youtube eens een paar filmpjes van satellietverkeer en de stations die daarvoor gebruikt worden, bijv:
Dé referentie voor satellietverkeer is Amsat, de wereldwijde vereniging van amateurs die via satellieten verbindingen maken. Als het ISS overkomt kan je soms met een eenvoudige portabel hun amateurstation horen en verbindingen maken via één van de transponders aan boord. Meer informatie daarover staat op de website van ARISS.

Maar het hoeft niet allemaal op hoge frequenties: de laatste jaren werden ook op HF grenzen verlegd met digimodes. Het zijn dan niet meer het menselijk oor en de hersenen die signalen decoderen, maar de geluidskaart van de PC - en die hoort véél beter dan de mens ! Daardoor kan je nu over immense afstanden verbindingen maken met bijzonder lage vermogens: sommigen experimenteren met µW's. Het is echt wel een uitdaging om met vermogens van "minder dan een LED", afstanden van vele honderden km te overbruggen. Om een idee te krijgen van de verschillende digitale modes die gebruikt worden en hoe ze klinken moet je zeker eens op de website van N4SPP gaan luisteren: een ware digimode-jukebox ! Een analoge website met toelichting over verschillende digimodes is die van WB8NUT.
Onthou dat de meeste digimodes zeer belastend zijn voor je eindtrap en je antennetuner: als je wil voorkomen dat die snel de geest geven, moet je je outputvermogen drastisch terugschroeven ( tot ongeveer 1/4e van zijn normaal vermogen ) !

Een bijzondere digimode is Slow Scan Tv of SSTV, een mode waarbij tegen een relatief lage snelheid beelden worden overgebracht. Tegenwoordig is daar geen complexe mechaniek meer voor nodig: er bestaan heel wat freeware programma's voor. Ondanks de beperkte bandbreedte kan je zo op HF bijv. je QSL-kaart doorsturen naar een radioamateur op een ander continent.

Recent werden ook enkele zeer lage frequenties vrijgegeven voor experimenten. Daarvoor zijn heel lange antennes nodig en er is veel ervaring en knutselwerk nodig om op die bandjes voldoende ERP te ontwikkelen om mooie verbindingen te maken.

Packet radio is tegenwoordig een beetje op de achtergrond geraakt. Een vijftiental jaar geleden - voor de opkomst van het internet - was het een van de eerste internationale datanetwerken waarbij gebruik werd gemaakt van het AX-25 protocol. Op dit ogenblik schiet er van dat datanetwerk van "digipeaters" - dat een groot deel van West-Europa overspande - niet veel meer over. Het is grotendeels achterhaald door het internet dat veel hogere transmissiesnelheden haalt.
Toch leeft de packet-radiotechniek nog altijd voort, ondermeer in specifieke toepassingen zoals APRS. Dat is een applicatie waarmee meestal een mobiel of portabel station zijn GPS-coördinaten onder de vorm van datapakketten uitzendt in de 2 m- of 70 cmband. Die worden dan ergens in het netwerk opgepikt en via internet verspreid zodat anderen de exacte geografische positie ( en afgeleide data zoals snelheid ) van een station kunnen volgen. Kijk bijv. op de website van Aprs.fi eens na welke stations er in jouw buurt in de lucht zijn. Als je er geen vindt, geen nood: het ISS heeft ook een APRS-station aan boord - je kan het zelfs met heel eenvoudige middelen werken. Met deze link kom je op een artikel uit QST van februari 2012 dat je uitlegt hoe je dat aanpakt. Een technische uitleg over APRS en hoe je dat praktisch kan aanpakken kan je nalezen op de site van het Radiomuseum in Budel via deze link.
Ook met dergelijke datacommunicatie is dus een aantal amateurs bezig. Het snelle draadloze netwerk van Wireless België is trouwens grotendeels door radioamateurs uitgebouwd.

Een heel ander domein is amateurtelevisie ( ATV ). Sinds jaren zijn er amateurs actief met TV-uitzendingen, vroeger in zwart/wit maar tegenwoordig ook in kleur. Met de moderne technologie is het in feite niet meer echt moeilijk of duur om je eigen TV-station in de lucht te zetten. Op diverse plaatsen staan er een ATV-repeaters ( overzicht ) waar veel amateurs gebruik van maken en waar dus quasi permanent activiteit op is.

Veel amateurs bouwen hun antennes zelf. Eenvoudige HF-draadantennes ( dipool, windom, loop... ) maken is een koud kunstje - dat leggen we op een andere pagina uit, maar er bestaat ook een eindeloze variatie van meer complexe antennevormen, vaak met een richteffect. Nieuwe antennes bedenken, ze simuleren met moderne software ( bijv. een van de NEC-varianten ), en ze in praktijk uittesten is een specialiteit op zich.
Antennes voor VHF en hoger worden meestal niet in draad maar in buis uitgevoerd, en dat vergt iets meer mechanische uitrusting, bijv. een kolomboormachine. Voor permanente installaties worden normaal ook bijzondere aluminiumlegeringen gebruikt die je niet courant in de "Brico" kan kopen, maar het is niet zo moeilijk om je eigen yagibeams te bouwen. Voor de dimensionering bestaat er ook allerlei software zodat je de antenne kan bouwen die perfect aan je eisen beantwoordt.

Zelfs met de beste antenne maak je nog geen verbindingen als de propagatie tegenzit. Er zijn nogal wat amateurs die zich toeleggen op het bestuderen en uitbuiten van de "condities": de toestand van de ionosfeer en de invloed van de zonnevlekken daarop. Als je daar wat feeling voor hebt kan je bijv. op de hogere HF banden en op VHF plots heel spectaculaire verbindingen realiseren met een heel eenvoudige installatie. Niet voor niets noemt men 50 MHz wel "the magic band"... Anderen letten dan weer op bijzondere verschijnselen zoals poollicht ( "aurora" ) of meteorietenzwermen ( "meteor scatter" ) omdat die met bijzondere technieken ook kansen creëren voor bijzondere verbindingen. Het is een leuke sport om verre QSO's te maken via het spoor van een "vallende ster" dat slechts gedurende enkele seconden de atmosfeer ioniseert.

Wil je niet afhangen van de wisselvalligheden van de ether dan kan je ook verbindingen maken via amateursatellieten. Er zijn er tientallen in de lucht en een groot aantal kan je ook met eenvoudige middelen gebruiken, sommige zelfs met een gewone FM-portofoon. Op die manier kan je met andere radioamateurs spreken over vele duizenden km. Dat vergt wel een bijzondere aanpak omdat je moet rekening houden met onder meer de koers van de satelliet en de dopplerverschuiving van het signaal. Meer informatie vind je via Amsat, de internationale vereniging van satellietamateurs die ook in België en Nederland afdelingen heeft.

Operationele vaardigheid

Dit soort verbindingen realiseren is niet enkel een kwestie van techniek, er komt ook een stuk ondervinding en praktijkervaring of "operating practice" aan te pas. Immers, zelfs met de beste technische middelen slaagt iemand zonder ervaring er nauwelijks in snel en efficiënt informatie over te brengen - en uiteindelijk draait het daar toch om ! Op de website van 0N4WW staat een complete uiteenzetting over de praktische aspecten van het radioverkeer. Hier beperken we ons tot een paar basisnoties.

DX-stations werken is wellicht de meest voor de hand liggende - en bij het groot publiek ook de meest bekende - tak van het radioamateurisme. Bij veel mensen spreekt het nog altijd bijzonder tot de verbeelding dat een radioamateur in staat is om met zijn eigen station wereldwijd gesprekjes te voeren. "DXCC" is wellicht het meest bekende en oudste programma: daarbij gaat het er om verbindingen te maken met zoveel mogelijk "landen". Die landen zijn niet enkel staatkundige landen: ook afgelegen gebieden of eilanden met enige autonomie gelden als "land". Elk jaar zijn er ( groepen ) radioamateurs die ware expedities opzetten naar verre oorden om die gedurende enkele dagen in de lucht te brengen. Omdat die landen zo zeldzaam zijn, maken ze in korte tijd vele tienduizenden (!) verbindingen.
Voor het basisdiploma van DXCC moet je met 100 verschillende landen gewerkt hebben, in diverse of in één gelijke mode, op één band of op de vijf klassieke banden enz... Het DXCC-programma wordt ondersteund door de Amerikaanse amateurvereniging ARRL. In haar blad "QST" publiceert zij elk jaar de rangschikking van diegenen met de hoogste scores. Op het internet is daarover heel wat te vinden, bijv. dit mooie Amerikaanse filmpje.
De DX-cluster en diverse DX-websites op internet hebben het de laatste jaren veel gemakkelijker gemaakt om in deze branche snel resultaat te boeken. Zo staat op de website van NG3K een kalender met alle aangekondigde DX-pedities. DX-World is een gelijkaardige website die inhoudelijk én grafisch erg mooi uitgewerkt is.
Grote expedities maken vaak gebruik van de DXA-webapplicatie waarmee je in quasi realtime hun QSO's kan volgen: meer info staat op DXA.

Naast "zoveel mogelijk DXCC-landen verzamelen" bestaan er nog allerlei gelijkaardige doelstellingen: je kan "IOTA"-eilanden, "ARLHS"-vuurtorens, Russische oblasten of Amerikaanse staten en counties verzamelen, "DCI"-monumenten, natuurgebieden en "SOTA"-bergen... Er bestaat een eindeloze reeks van meer of minder prestigieuse "awards" of "certificaten" die meestal door de nationale verenigingen uitgegeven worden. Veel van dergelijke awards zijn ook beschikbaar voor luisterstations. 0N4CAS is daarvoor in onze contreien dé referentie en heeft er een zeer mooie website over samengesteld.
Een aantal awards is erg gegeerd en heel wat radioamateurs proberen ze te bemachtigen. Als je zelf een station in de ether zet dat punten oplevert voor zo'n award, kan je rekenen op een mooie "pile-up". Op de pagina over activiteiten buitenhuis kan je daarover wat meer tips lezen.

Natuurlijk is het ook leuk om zélf het DX-station te zijn. Als je naar een wat minder bekend land of eiland op vakantie gaat, kan je je transceiver meenemen en van daar uit leuke verbindingen maken, met je vrienden hier maar ook met veel andere stations die je op die locatie willen werken. Kijk vooraf wel eens na of - en onder welke voorwaarden - je Belgische zendvergunning volstaat. Veel landen hebben de CEPT-aanbeveling onderschreven waardoor je daar met een HAREC-vergunning zonder extra formaliteiten in de lucht kan komen.
Op aparte pagina's gaan we iets dieper in op toestellen voor portabel en mobiel gebruik. Er werd ook een extra pagina gewijd aan ideëen voor radio-activiteiten buitenhuis en er is een aparte pagina met informatie om je station mee te nemen op vakantie.


"Contests"of wedstrijden vormen voor heel wat radioamateurs ( zend- én luisteramateurs ! ) een andere uitdaging. Elk weekend zijn er zo wel een aantal contests aan de gang, sommige eerder regionaal, andere specifiek voor bepaalde modes, bijv. CW of RTTY. Aan de grote wereldwijde contests doen zoveel amateurs mee dat de klassieke banden dat weekend compleet "vol" zitten met contestverkeer. Het komt er dan op aan om zoveel mogelijk verbindingen te maken in een bepaalde tijd, bijv. 24 u. Dan zijn er vaak stations in de lucht uit landen en oorden die je anders maar zelden hoort. Veel radioamateurs maken van die gelegenheid gebruik om hun score met hun aantal gewerkte landen wat op te drijven. Ze spelen dan maar gedurende een paar uurtjes mee en werken enkel de stations die hen interesseren.
Andere stations doen gedurende de hele duurtijd van de wedstrijd mee met de bedoeling een mooie score in de competitie te halen.
De kalender en allerlei informatie over contests en lopende DXpedities kan je vinden op de site van de Zweedse amateur SM3CER of op die van WA7BNM, die iets actueler is.
Om echt te scoren moet je een competitief station hebben én een uitstekend operator zijn. Beide zijn niet evident voor een beginnend amateur, maar daar kan je aan werken. Probeer tijdens één van de grote contests eens te gaan kijken naar het conteststation 0T5A op het fort van Lier: één van de best uitgebouwde conteststations van Europa. Bekijk hier een impressie op Youtube.
Je kan altijd een paar uur aan een contest meedoen voor de fun. Er zijn immers geen voorafgaande voorwaarden: je hoeft geen lid te zijn of vooraf in te schrijven, je hoeft niet per se de volledige duur van de wedstrijd mee te doen en je hoeft zelfs niet je log in te sturen als je maar enkele verbindingen maakt - maar dat is wel niet aan te raden.

Als je wat meer tijd hebt, kan je natuurlijk ook écht deelnemen aan de competitie: een goede test om te zien wat je met jouw station kan realiseren, en op welke punten je het kan verbeteren. Kijk eerst het contestreglement na: wat moet er buiten het rapport ( quasi altijd "5-9" ) nog uitgewisseld worden, welke categorieën zijn er waar je in kan deelnemen en zijn er bijzondere afspraken of beperkingen ? Dat is ook een gelegenheid om je softwareconfiguratie grondig na te kijken. Het is immers niet leuk "in volle strijd" te ontdekken dat sommige instellingen fout zijn of dat macro's niet werken zoals bedoeld.
In de meeste contests zijn er verschillende categorieën om te voorkomen dat kleine éénmans-stations die maar enkele uren kunnen deelnemen, in concurrentie komen met grote multi-operatorstations met een zware PA op elke band...
Het is essentieel te weten waarvoor je extra punten krijgt: kijk bijv. aandachtig na wat geldt als "multiplier". Immers, meestal is het niet het aantal QSO's, maar het aantal multipliers dat bepalend is voor je resultaat. Bij de HF-contesten wordt gewoonlijk het aantal QSO's vermenigvuldigd met bijv. het aantal DXCC-landen of het aantal verschillende prefixen. Dan komt het er voor je score natuurlijk op aan zoveel mogelijk bijkomende landen te werken: een mooie gelegenheid om wat extra landen aan de DXCC-score toe te voegen. Bij wedstrijden die door een nationale amateurvereniging worden georganiseerd, brengen dan weer verbindingen met dat land extra punten op.
Bij VHF/UHF contests wijken de spelregels meestal iets af: gewoonlijk is de Maidenhead-locator daar een onderdeel van de "exchange" en worden de punten berekend naargelang de totale afstand van al je verbindingen - kijk daarvoor goed het wedstrijdreglement na. Meestal vraagt dat ook om je log in "EDI"-formaat door te mailen: let er dus op dat je loggingssoftware dat ondersteunt. ( NB Herinner je dat voor VHF/UHF DX-verkeer meestal SSB ( of CW ) en horizontaal gepolariseerde (richt-)antennes worden gebruikt.)
Tijdens een contest wordt zeer efficiënt gewerkt: enkel calls en rapporten worden zo kort mogelijk uitgewisseld - niets meer, want het moet vooruitgaan ! Begin dus niet je naam, je QTH uit te leggen - zelfs voor de gebruikelijke beleefdheden is geen plaats. Soms hoor je dat sommigen blij zijn omdat bijv. een verbinding met een ON3-station voor hen een "multiplier" betekent waarvoor ze veel extra punten krijgen.
Als je wil meedoen, gebruik je best een goede contestsoftware in combinatie met een CAT-interface. Dat vergemakkelijkt aanzienlijk het bijhouden van je score ( het programma "kent" de spelregels van de meeste contests ! ) en voorkomt dat je stations meer dan één keer werkt. Voor meer info: zie de softwarepagina van deze site.
Nadat je een aantal verbindingen hebt gemaakt kan je best je log insturen; als je dat niet doet krijgen je tegenstations immers soms strafpunten voor niet-bevestigde QSO's. Je exporteert uit je logprogramma een bestand, vaak in "Cabrillo"-formaat, en mailt dat naar de contestorganisator. Dat hoeft niet per sé als officiële deelnemer, je kan het ook als "checklog" insturen waardoor je de organisator helpt bij het verifiëren van de verbindingen van stations die wél in competitie meedoen.
Diverse websites gaan dieper in op de sport van het contesten: op de website van de UBA staat een reeks interessante tips voor de beginnende contester van 0N5Z0; ook Contesting.com is zeer bekend.
Op de site van ZS1AN vind je een Engelstalige FAQ met alle antwoorden op je overige contestvragen.

Is je eigen station niet helemaal "up-to-standards" dan kan je misschien meedoen in het clubstation of met een groepje contesters van je club. Dat is de gelegenheid om eens met een goed uitgerust station te werken, om wat ervaring op te doen en iets op te steken van doorwinterde amateurs. Zeker de rustige uren 's nachts, als veel banden nauwelijks open zijn, bieden de gelegenheid voor beginnende contesters om dit "vak" te leren. Ook de "velddag" waarbij veel clubs hun station buiten in de natuur opstellen, is een uitstekende kans om ervaring op te doen en mooie verbindingen te maken.

Verbindingen maken in CW of Morsecode lijkt voorbijgestreefd, maar dat is schijn. Geoefende telegrafisten kunnen in CW even snel communiceren als in SSB ! - vergelijk het een beetje met SMS'en. Kijk eens op de website van het Reverse Beacon Network om in real time te zien welke amateurstations in CW in de lucht zijn en met welke snelheid ze seinen.
Voor CW volstaat een minimale bandbreedte en bovendien kan je met eenvoudige, ook zelfgebouwde middelen, met CW heel efficiënt wereldwijde verbindingen realiseren. Dat vergt natuurlijk een goede vaardigheid om CW te ontcijferen en te seinen, maar gelukkig bestaat er allerlei software om gemakkelijk je snelheid te verbeteren. Neem hiervoor eens een kijkje op de softwarepagina van deze site. Meer uitleg over CW-verbindingen en allerlei praktische hints kan je bijv. op deze Amerikaanse site nalezen.

Vossenjagen

Last but not least, "vossenjagen" is een wat minder bekende actviteit waarbij de radiohobby wordt gecombineerd met oriëntatielopen. Er worden één of meer zendertjes, die elk een ander signaal uitzenden, verstopt in een natuurgebied. Die zendertjes werken meestal in de 80 of 2m CW-band. Het komt er dan op aan door kruispeilingen die zendertjes zo snel mogelijk op te sporen. Meestal worden daar specifieke ontvangertjes voor gebruikt met een richtingsgevoelige antenne.
Er zijn in België niet veel afdelingen die regelmatig zulke vossenjacht organiseren; in Nederland gebeurt dit vaker.

Tenslotte: amateurradio is niet enkel een kwestie van techische kennis of "operating practice". Er zitten ook heel wat sociale aspecten aan: kletsen met andere mensen met gelijke interesses, samen met andere amateurs een station opzetten voor de JOTA, meewerken aan netten voor noodcommunicatie zoals B-ears, en last but not least, zorgen dat het radioamateurisme blijft leven via goed draaiende verenigingen.

Je hebt nu een vergunning en een station: aan het werk, leef je uit en gebruik onze frequenties !