Het vertrek uit New York.
Voor Bob Leo begon de expeditie op 19 november 1947 met een treinreis van Oakland, Californie naar New York. Ook deze treinreis zal Bob wel nooit vergeten, want hij raakte in gesprek met een leuke Nederlandse meid, Cobi Kapteyn uit Sassenheim. Haar vader was een bollen-teler, Cobi had net een bezoek gebracht aan haar broer John, die in de staat Washington een import bedrijf voor bollen en planten had opgestart. "My notes say nice things about her, I played cards with Cobi one evening", is alles wat Bob loslaat over die Hollandse..
De expeditie vertrok uit New York met de S.S. African Pilgrim op 29 november 1947. Op de boot leerde Bob omgaan met de sextant, en er werden stiekem wat berichten in een fles overboord gewipt. Kerst 1947 werd op open zee, tussen Port Elisabeth en Durban doorgebracht, en nieuwjaar in Durban. Ook werden de havens van Dar es Salaam en Zanzibar aangedaan. Vooral Zanzibar met zijn gevlamde bomen met rode bloemen, met smalle steegjes, gekleurde markttaferelen enz, was een waar avontuur.
De lange zeereis eindigde op 13 januari, maar door de enorme drukte in Kilindini, de haven van Mombasa, kon het schip pas afmeren op 15 januari 1948. Het lossen van enorme hoeveelheid materiaal, de trucks met oplegger, de radio-wagen enz.. kon beginnen. Het was een drukte van jewelste in de haven, er moesten meer dan 700 kisten worden ingevoerd. Bob was de chauffeur van de KB3, welke voor de Schult trailer nummer 6 hing, het woonverblijf van Attilio Gatti. Bob had daarbij een aanvaring met de Commander, maar naderhand werd het menigsverschil uitgepraat.
Er bevonden zich negen blanken onder de 42 expeditie-leden, 7 hadden de overtocht met de African Pilgrim gemaakt. Die zeven waren Gatti en zijn vrouw Ellen, Bob Leo en Bill Snyder (de radio-crew), Weldon King en Errol Prince (de fotografen), and James Powers (verslaggever). De andere twee blanken, allebei Britten, werden in Afrika aan de expeditie toegevoegd. De eerste, Norm Wakeford, sprak vloeiend Swahili, was Gatti's Camp-manager en kwam in Mombasa bij de groep. De andere, Doug Edwards, werd aangenomen als Gatti's secretaris, hij maakte de groep blanken begin februari kompleet. Alle andere leden van de expeditie waren ingehuurd in Mombasa als chauffeur, als kok, als persoonlijke bediende, als veiligheidsbeamte, of als "boy" voor het verrichten van hand en spandiensten.
Opzetten van het eerste kamp.
Op 20 januari waren de voorbereidingen in Mombasa eindelijk achter de rug, en vertrok de karavaan eindelijk naar het eerste kamp, Kwali, 50 kilometer landinwaarts. De onverharde wegen waren slecht, maar de omgeving leek in elk geval op het echte Afrika, wat Bob zo graag wou bekijken. Vijf uur na het vertrek werd Kwali bereikt, ondanks kokende radiatoren van de trucks, en losgeraakte bagage. Het kamp bevatte o.a 3 Camp-trailers, een tafel om aan te eten (chow-table), een outhouse (de WC), een foto-laboratorium-tent, de trailer van de Commander, Mevrouw Gatti's trailer, de agregaten, de Rhombic antenne, de Shack on Wheels, enz.
Voor het eerste QSO werd gebruik gemaakt van een Whip-Antenne. Op 24 januari 1948 gaf I1KN, Fortunato Grossi in Florence, antwoord op een CQ van VQ4EHG (Kenya) op 20 meter cw. Met de rhombic ging het toch een stuk beter, al vlug stonden ZC6JJ, YA3B en FQ3AT/FE (nu F3AT) in het, met pen geschreven, log. En Bob kon een QSO maken met HZ1AB, terwijl zijn vader John daar in de shack was.
Bill en Bob wisselden elkaar af in de shack, soms was het vermogen niet meer dan 10 watt. Stations zoals W6AM, Don Wallace, en zelfs W6PBV (met W6OFQ als operator) werden gewerkt. 'I had a good signal' herinnert Bob zich. In 1948 waren in Kenya 28 VQ4 calls uitgegeven, In Tanganyika (VQ3) 13 en in Uganda (VQ5) slecht 8. Niet allen waren aktief.
Gatti en Halligan maakten hun eerste verbinding op 25 januari 1948. Het was een commerci�el QSO, De directeur van Hallicrafters zat achter de microfoon van W9CGC, de Fifth Avenue Ham Club, gestationeerd in Hallicrafters fabriek in Chicago. Hallicrafters bewaarde de logs, en verzorgde de QSL-kaarten, de QSL-manager was W9TDF. Het opzetten van zulke commerci�le verbindingen gebeurde altijd door W6PBV of W0LHS, daar had Gatti geen kaas van gegeven. Dit soort verbindingen kwam veelvuldig voor, en waren een van de oorzaken dat het niet boterde tussen de twee operators en de Commander. Bob was meer flexibel dan Bill Snyder, die zich behoorlijk ergerde aan Gatti. Steevast kregen de operators kommentaar (schriftelijk) als ze weer eens een verbinding maakten met het thuisfront.
Elk kamp was opgebouwd in twee delen, een voor de Gatti's en de ander voor de rest van de crew. Elk deel had zijn eigen ploegje van inheemse helpers, koks en chauffeurs. Opzetten van een kamp was behoorlijk wat werk voor de twee hams. Ze hadden de verantwoording over het gehele electriciteits-netwerk. Alle trailers ware voorzien van electrische systemen, en moesten verbinding hebben met de 10 Kw, 110 Volt agregaten. De Rhombic antenna moest worden opgezet, waarbij het Afrikaanse personeel van Gatti een handje hielp. Geen eenvoudige taak, geen van de operators sprak een woord Swahili toen ze aan het avontuur begonnen. Tijdens de opbouw had Bob veel geluk toen de 'Natives' een zware antenne-paal niet onder kontrole hielden. De paal viel slechts een paar centimeter voorbij Bob's oor. Iets meer naar rechts, en dit verhaal zou nooit geschreven zijn.
Totaal werden er 8 basiskampen opgebouwd tijdens deze Expeditie, Bob was maar QRV in 4 basiskampen, Kwale in Kenya, en Kilema, Bamboo Flats en Narwa in Tanganyika. Daarbuiten was Bob nog QREV vanuit Fort Portal in Uganda. Het was uiteraard niet eenvoudig om een goede kampplaats te vinden, want de trucks, trailers enz, moesten die plaats wel kunnen bereiken. Basiskamp nuumer 3 bijvoorbeeld werd opgezet in de buurt van Arusha, in Bamboo Flats. Een rare naam, de lokatie was verre van vlak en er was geen groeiende bamboe in de wijde omgeving te bekennen. Te laat werd ontdekt dat de kampeer-plaats wel heel verkeerd gekozen was. Een van de lokale plantageboeren had de onhebbelijke gewoonte om elke dag tonnen afval van gepelde koffiebonen te verbranden. Elke dag kon men genieten van de indringende ongewenste stank. Het woord millieu was in die dagen geen bekend woord.
©PA0ABM