Ngorongoro Crater en Serengeti Plains
Om van Arusha naar Loliondo 200 mijl verderop te komen waren 5 dagen nodig, voorwaar een avontuurlijke reis om nooit te vergeten. Allerlei dingen liepen verkeerd, teveel om op te noemen.
Het begon al met gebrek aan water. Volgens de zwarte chauffeur Idi, was er genoeg extra water voor de kokende motor, maar dat bleek onjuist te zijn. En Bob had niets gekontroleerd. De konstante klim, nog wel op een erg hete dag, zorgde ervoor dat de motor konstant kookte. Bob verwonderde zich elke keer met welk gemak de Shack on Wheels (oplegger van 23 feet) bergopwaarts, door de truck van 1,5 ton kon worden voortgetrokken. De gemiddelde snelheid lag tussen 2 en 6 mijl per uur in de laagste versnelling, maar toch kwam de Shack on Wheels vast te zitten op een heuvel. Tegen het vallen van de avond werd de karavaan, die niet had gewacht, toch nog ingehaald. De verlichting van de vrachtwagen bleek niet te werken maar dit werd snel door Bob gerepareerd. Er volgde nog een gedwongen rustpauze toen de brandstof van Bob's truck opraakte. Er was genoeg te eten, en je kon goed slapen in de Shack on Wheels, maar toen een truck arriveerde met brandstof werd toch besloten de karavaan achterna te gaan. Om 1 uur s'nachts werd, ondanks de altijd aanwezige mist en nat gras, de Ngorongoro Crater bereikt.
Het kamp was eigenlijk een kampeerterrein waar een aantal kleine hutten met rieten daken stonden, ook was er een grote hut, voorzien van een stookplaats. Het vuur werd aangemaakt en om 3 uur in de morgen was het dinner klaar, patrijs stond op het menu, Bob verorberde er twee stuks. Een luchtbed was alles wat Bob en Errol daarna nodig hadden om te slapen. Het vuur in de grote hut gaf een behaaglijke warmte, genoeg om tot diep in te morgen (11 uur) te slapen.
Het uitzicht bij het wakker worden was overweldigend, de expeditie was neergestreken precies op de rand van de Ngorongoro Crater. Er werd besloten die dag niet verder te trekken. Natuurlijk kon men genieten van de 20 kilometer brede krater en van het kratermeer 600 meter in de diepte. Maar er was geen tijd om het grote aantal dieren dat zich thuisvoelt in de krater, te bekijken, noodzakelijke reparaties moesten worden uitgevoerd. De grote stookplaats werd ook gebruikt voor het verwarmen van water, en de aanwezigheid van een badkuip maakten een heet bad mogelijk.
Na het plezierige oponthoud bij de Ngorongoro Crater vertrok de karavaan de volgende morgen om half 8. Het regende natuurlijk weer (er valt jaarlijks 1400 mm water in de krater). Regelmatig kwam de Shack on Wheels vast te zitten, en was een 3-tons truck nodig om het gestrande voertuig weer vlot te trekken. Tijd voor de sneeuwkettingen, of beter de modderkettingen. Bob had intussen geleerd die dingen snel aan te brengen. Gedurende de lange afdaling klaarde het weer op, en voor de eerste keer in al die maanden kon de expeditie grote aantallen dieren (Gnoes) voorbij zien trekken. Na de Gnoes kwamen de eland-antilopen, kleine vossen , impala's enz.. aan de beurt. De Serengeti-vlakte was inderdaad weer een nieuw hoogtepunt, ook al moest voortdurend gestopt worden omdat er steeds zand in het brandstofsysteem terecht kwam. Stoppen, schoonmaken, en weer verder, want de moderne International Harvester truck had natuurlijk een brandstoffilter ingebouwd. De wegen waren slechts karresporen, gevuld met scherpe rotsen, een klapband kon dus niet uitblijven. En als er weer eens een heuveltje niet te nemen was, dan moest er maar een andere weg door de Serengeti gezocht worden. En nadat een groep sierlijk rennende langnekken de ploeterende karavaan had gepasseerd, kwam de truck van Bob weer vast te zitten in het zand. Toe werd maar besloten het kamp op te zetten. Die dag werd 24 mijl afgelegd.
Na veel geploeter was de vastgelopen auto weer klaar om te rijden. De ploeteraars werden die avond beloond met een fantastische zonsondergang, en Bob dronk de eerste Gin and Limes van zijn leven. De volgende dag liet de crew zich niet meer leiden door de sporen, achtergelaten door vroegere safari-gangers. De karresporen werden verlaten, en verkenners werden vooruitgestuurd om de minst glooiende helling te vinden. Over het vernietigen van natuur werd in 1948 nog niet zo diep nagedacht. Na het verlaten van de vlakte werd het terrein golvend en erg ruw, met diepe groeven. Dit was teveel voor de Shack on Wheels. Het bevestigingsmechanisme van de trailer ging kapot, en er bleef niets anders over dan een bewaker bij de oplegger achter te laten, en alleen met de truck verder te rijden. Met nog 55 mijl te gaan naar het volgende basiskamp bij Loliondo, werd nogmaals kamp gemaakt. Het begon weer te regenen, en toen Weldon terugreed om de arme bewaker van eten en drinken te voorzien kwam hij ook nog vast te zitten in de modder. Dus Bob er weer achteraan om Weldon weer te bevrijden.
Het laatste stuk naar Loliondo verliep voorspoedig. Goeie wegen en niet eens steil. De vlakte strekte zich weer tot de horizon uit maar er was wat meer begroeing dan voorheen. Er waren weer genoeg dieren te zien, giraffen, gnoes, struisvogels, en zelfs Thompsons Gazellen, met hun prachtige kleuren. Om 5 uur s'avonds bereikten ze de plaats waar basiskamp nummer 4 zouden worden opgezet. De enige blanken in Loliondo waren Districts Commisioner Thorne en zijn vrouw. Natuurlijk moest de Shack on Wheels nog worden opgehaald. Deze klus werd geklaard door Errol en Bob, waarbij nu eens de rollen waren omgedraaid. Errol was de chauffeur, en Bob was de fotograaf, die met de Leica camera van Errol maar niet genoeg dieren kon fotograferen.
©PA0ABM