Televisietechniek

Technische artikels

Het volledige z/w videosignaal.

De beeldinhoud

Hernemen we een eenvoudig beeld om het juiste verloop ervan in de tijd te bepalen. We veronderstellen een 625 lijnensysteem met een rasterfrequentie van 50Hz. Om de duur van het videosignaal van één lijn te bepalen, berekenen we de periode van de lijnfrequentie. (horizontale afbuigfrequentie)

Elk beeld bestaat uit twee rasters, en elk raster bestaat uit het halve aantal lijnen (312.5). Het videosignaal van een half beeld zal dan ook 20ms duren. We kunnen dit als volgt voorstellen. (fig. 3.1)


De horizontale en verticale onderdrukking.

Het werkelijke videosignaal verschilt nog enigszins van het hierboven beschreven videosignaal. Een werkelijk videosignaal bevat onderdrukkingsimpulsen en synchronisatiepulsen. Dat de onderdrukking noodzakelijk is blijkt uit de studie van de zaagtandgeneratoren. Het is namelijk zo dat een zaagtandspanning samengesteld is uit een heenslag en een terugslag. Tot nu toe veronderstellen wij dat de terugslagtijd nul was. In werkelijkheid neemt deze terugslag een zekere tijd in beslag en met deze terugslagtijd moet men rekening houden. Gedurende de terugslagtijd mag er geen modulatie optreden. Om de terugslag op de beeldbuis onzichtbaar te maken, houdt men op het einde van iedere lijn een korte tijd de videospanning op zwart niveau. Deze tijd noemt men de lijnonderdrukking of horizontale onderdrukking. Dit zwarte niveau in een videosignaal wordt bekomen door aan de zenderzijde, het signaal in de kamera gedurende dezelfde tijd te onderdrukken en bovendien het uitgangssignaal te mengen met onderdrukkingsimpulsen. De lijnperiode H blijft dezelfde waarde behouden. De onderdrukkingstijd vermindert dus de tijd gedurende welke een lijn afgetast wordt. (fig. 3.2)

Ook de zaagtandspanning voor de beeldafbuiging kan niet ogenblikkelijk op de nulwaarde terugvallen. Aangezien de frequentie laag is (50Hz) zal de terugslagtijd zelfs groter zijn dan bij de zaagtandspanning voor de lijnafbuiging. Daarom zal men na ieder half beeld gedurende een zekere tijd (onderdrukkingstijd) de videospanning op het zwarte niveau houden. Men noemt deze tijd de beeldonderdrukking of verticale onderdrukking. De verticale onderdrukking in het videosignaal wordt bekomen door aan de zenderzijde het signaal in de kamera gedurende een tijd te onderdrukken en het videosignaal te mengen met verticale onderdrukkingsimpulsen. Door de horizontale onderdrukking gaat een deel van de lijntijd verloren. Door de verticale onderdrukking gaan een aantal lijnen verloren voor de aftasting.

De synchronisatie-impulsen.

Vroeger werd reeds vermeld dat er volledige gelijkloop of synchronisatie moest zijn tussen de beweging van de elektronenstraal in de zendcamera en de beweging van de elektronenstraal in de beeldbuis van een ontvanger. Een dergelijke gelijkloop kan slechts bekomen worden wanneer de zender controle uitoefent op de afbuiggeneratoren van de ontvanger. Dit gebeurt door middel van de synchronisatiesignalen. Deze synchronisatiesignalen worden uitgezonden als modulatie van de draaggolf waarop ook het videosignaal is gemoduleerd. Er zijn lijnsynchronisatie en beeld synchronisatie signalen.

De lijnsynchronisatiesignalen worden uitgezonden gedurende de horizontale onderdrukking, de beeldsynchronisatiesignalen gedurende de verticale onderdrukking. Om het oplichten van de spot gedurende de terugslag te vermijden moet het synchronisatiesignaal lager liggen dan het zwarte niveau. Dit gebied wordt dan het zwarter dan zwart of ultra zwart gebied genoemd. 

Tussen 0 en 100% komen we dan tot volgende verdeling.

De lijnsynchronisatieimpuls is een rechthoeksimpuls. De tijdsduur moet kleiner zijn dan de lijnonderdrukkingstijd. Bij de keuze van de vorm en de tijdsduur moest met meerdere punten rekening gehouden worden.

De voornaamste zijn:

-De tijdsduur mag niet te groot zijn. De totale lijnonderdrukkingstijd mag niet te groot zijn. De totale lijnonderdrukkingstijd wordt verdeeld in een tijd voor de voorstoep, een tijd voor de lijnsynchronisatieimpuls en een tijd voor de nastoep.

-De tijdsduur moet echter wel voldoende groot zijn om de lijnsynchronisatieimpulsen te onderscheiden van stoorimpulsen.

-Voor een nauwkeurige synchronisatie moet de flanksteilheid voldoende groot zijn.

Gedurende de verticale onderdrukking worden er verticale synchronisatie-impulsen gestuurd. Voor de schakelingen moet er echter een duidelijk onderscheid te maken zijn tussen lijnsynchronisatie en beeldsynchronisatieimpulsen. Dit onderscheid wordt voornamelijk in de tijdsduur van de impulsen vastgelegd. Een beeldsynchronisatieimpuls bezit altijd een grotere tijdsduur dan een lijnsynchronisatieimpuls. Deze tijdsduur is afhankelijk van de TV standaard. De amplitude is dezelfde als die van de lijnsynchronisatieimpuls, de vorm is eveneens een rechthoekimpuls. Er moet nochtans rekening gehouden worden met volgende punten:

-De lijnsynchronisatie mag niet onderbroken worden gedurende de beeldsynchronisatie. De beeldsynchronisatie duurt langer dan de lijnperiode H. de beeldsynchronisatie zal dus uit meerdere impulsen moeten bestaan. Dit om het ritme van de lijnen niet te verbreken.

-De beeldsynchronisatie moet zoveel mogelijk hetzelfde verloop hebben voor de even en voor de oneven rasters. Daarom worden de beeldsynchronisatieimpulsen voorafgegaan en gevolgd door egalisatie impulsen. (fig.)



Begin pagina

Technische artikels

Updated: 23/06/2012 ON1BEW ©